Laten we het nog eens over politiek hebben.
Het zou ons land eens goed doen om het jaar af te sluiten met een klein maar onweerlegbaar begrotingstekort. Omwille van de duidelijkheid.
Wie op het einde van het jaar vaststelt dat hij meer geld heeft uitgegeven dan ontvangen, heeft een tekort. Dat is eenvoudige rekenkunde. Wie geld te kort heeft, wordt armer of moet een sponsor vinden. Zo ook de Belgische staat. Maar extra geld komt nooit gratis. De uitdaging ligt dan ook niet in het vinden van geld op zich, maar wel in het vinden van een goedkope bron.
Een eerst optie is om geld te lenen van jezelf. Wanneer de federale staat bijvoorbeeld geld leent bij een deelstaat, dan is dat de meest goedkope oplossing, dus de beste. Want het is een vorm van verborgen besparingen. Een tweede mogelijkheid is om renteloos geld te lenen bij de eigen burgers, bijvoorbeeld door met een jaar vertraging hun belastingsteruggave te storten. Consumentenorganisaties noemen dat schandelijk, zelfs frauduleus, maar in feite doet de fiscus er niets meer dan wat burgers zelf nastreven, de belastinggids in de hand: de grenzen van het systeem opzoeken om zelf zoveel mogelijk over te houden. Een derde vorm is om geld te lenen aan de marktrente. Deze oplossing biedt de voor- en nadelen van elke transparante oplossing: doorzichtigheid. De Staat geeft toe dat ze geld nodig heeft; ze heeft gefaald. In ruil voor deze bekentenis laat ze de markt spelen om een competitieve rentevoet te bekomen.
Bij de vorige verkiezingen was het ontbreken van die transparantie één van de pijlers onder de afstraffing van de paarse partijen. Met behulp van herhaald eenmalige maatregelen organiseerden ze keer op keer een papieren begrotingsevenwicht, waarbij men obstinaat bleef volhouden dat het om authentieke evenwichten ging. De kiezer, die in tussentijd zijn halve huis had volgestouwd met aankopen op krediet, wist wel beter. Na enkele jaren verkropte hij deze aanfluiting van zijn intelligentie niet meer en bracht zijn stem elders onder. Want je hoeft geen genie te zijn om te begrijpen dat eenmalige maatregelen een hele dure vorm van lenen is.
Daarom is het - vooral voor de CD&V – vandaag erg belangrijk is om een begrotingstekort te verkiezen boven eenmalige oplapwerk. Geloofwaardigheid blijft een belangrijk thema. Daarom is het dat de andere partijen er alles aan zullen doen om Leterme mee in het bad van de eenmalige maatregelen te trekken. Dit zou een feitelijke goedkeuring van de techniek zijn, een bewijs dat er geen alternatieve beleidsoptie bestaat. Het zou het kartel bijzonder veel kiezers kunnen kosten.
Want het is een dure manier van lenen. Wie bijvoorbeeld een pensioenfonds overneemt, neemt de verplichtingen over van dat fonds aan de verzekerden. Een pensioenfonds belegt haar vermogen op de beurs - eenvoudige wiskunde leert dat de beursopbrengst hoger moet zijn dan de marktrente. Anders kiezen beleggers allicht voor een vaste intrest die tegelijk veel veiliger is. Beursanalysten vertellen dat die risicopremie zich op lange termijn vertaalt in een meeropbrengst van zeker vier procent, bovenop de marktrente.
Het verkopen-en-opnieuw-huren van gebouwen is om dezelfde reden nog duurder. Een bedrijf dat een gebouw van de overheid koopt, doet dat uiteraard niet uit filantropie. Het probeert een optimale winst te genereren uit haar activiteiten. Een streefcijfer ligt tussen de tien en twintig procent op het eigen vermogen. Met de overheid als enige klant, zal deze voor die rente moeten instaan.
Een begroting met tekort kan paradoxaal genoeg goedkoper zijn dan een evenwicht. Bovendien kan, na de imagoschade die de Belgische politici het laatste half jaar hebben opgelopen, de verfrissende eerlijkheid van een begrotingstekort misschien een keerpunt betekenen.