Toevallige ontmoetingen
Op een bankje van het perron in Mechelen, ochtendzon op de snuit.
Naast mij komt een oud koppel zitten. Zij, goed geconserveerd. Hij ziet er veel ouder uit, al fluimend trekkend aan zijn sigaar, de walmen rochelend in mijn richting blazend. Een verbeten blik. Oei.
Dan zie ik een bandje van rood-geel-blauwe rekjes rond zijn pols, een grootvader die zijn kleindochter graag ziet! Het beeld draait helemaal om.
Ze babbelen van dat Brrrrussels, waarop hij schouderophalend zijn sigaar terug in het doosje steekt. Brandend.
Het doosje verdwijnt in zijn zak - héy! éla! brandend!
Dan vraagt ze of ik zijn koffie wil.
-"Ik had er twee gekocht, maar hij moet er gene hebben."
Ik zeg nooit nee tegen koffie, zoon van mijn vader, en neem een slokje. Bedankt!
-"Hij heeft maar een paar slokken van genomen."
[...]
-"Ach, we zullen wel geen gevaarlijke ziektes hebben, zeker?"
[...]
-"Ik bedoel van de mijne, die van u is nog helemaal nieuw."
Ze zijn van de Noordrand, tegen de Gaucheretstraat, waar ik als KSA medewerker nog wel eens passeerde. De kleinzoon gaat met de KSA naar Hongarije, op kamp. In echte tenten, niet in gebouwen. Zelfs de kleintjes. Maar eerst gaan ze met de fiets naar de Ardennen. De kleindochter zit bij de VKSJ.
De trein is vertraagd, ze zullen te laat in Duffel zijn. Ik zeg oei, toch niet het ziekenhuis?
Toch wel, want in Duffel was de wachtlijst twee maand korter dan in het UZ van de VUB.
En ja, het was iets ergs, maar ze hebben het goed weggesneden.
De stoppeltjes op zijn kale kop zijn minder dan een centimeter lang. Dat moet dus een maand of wat geleden zijn.
Mijn vrouw noemt mij een viswijf, maar ik hou van toevallige ontmoetingen.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home